Pedagogisch beleidsplan

In het pedagogisch beleidsplan geven wij onze visie op hoe wij de kinderen opvangen. 
U kunt hieronder een klein deel van het pedagogisch beleidsplan lezen. Het volledige pedagogisch beleidsplan kunt u in het ouderportaal vinden. Heeft u nog geen inlog dan kunt u een mailtje sturen of bij ons op locatie het pedagogisch beleidsplan inzien.

Emotionele ontwikkeling

Het gevoel van emotionele veiligheid draagt bij aan het ‘welbevinden’ van kinderen. Welbevinden betekent ‘het naar je zin hebben’ of ‘je op je gemak voelen’. Als een kind zich ‘welbevindt’ zal het vol zelfvertrouwen de omgeving ontdekken, ervaringen opdoen en zich spelenderwijs gaan ontwikkelen tot, uiteindelijk, een zelfstandig en uniek individu.

De basis van al het handelen van onze pedagogisch medewerkers is het bieden van een gevoel van veiligheid aan de kinderen. Wij zullen zorgzaam omgaan met de emoties van de kinderen, door begrip te tonen en troost te bieden. Een vertrouwensrelatie is voor kinderen onmisbaar. Ook hechten wij veel waarde aan ritme, regels en vaste rituelen, omdat deze ervoor zorgen dat kinderen zich zeker voelen. Een veilige omgeving, persoonlijk contact en de aanwezigheid van bekende groepsgenootjes dragen bij tot het verkrijgen van een veilig gevoel. Dit gevoel zal bijdragen aan de emotionele ontwikkeling van onze kinderen.

De leidsters doen dit doormiddel van:

  • Individuele aandacht geven. (Bv. met 1 kind een puzzel doen)
  • Het creëren van een omgeving waar initiatief nemen wordt gestimuleerd en waar fouten maken mag. (Ik dacht ook dat het puzzel stukje daar moest, waar zou het nog meer kunnen passen?)
  • Dat wat je belooft nakomen.
  • Eerlijk zijn.
  • Rust, regelmaat en structuur bieden.
  • Het kind de gelegenheid bieden om hun gevoelens zoals boosheid, angst, verdriet en vreugde te uiten.
  • Het kind ondersteunen bij het verwerken van gevoelens en het kind begeleiden bij emoties zoals verdriet, boosheid, angst en vreugde. (Je vindt het niet leuk hè, dat papa nu weggaat)
  • Het kind steunen, warmte en geborgenheid aanbieden. (Wil je samen voor het raam papa uitzwaaien?)
  • Het kind moet zichzelf kunnen zijn, maar wij leren het kind ook waar de grens is, wat wel en niet kan (je mag boos zijn, maar je mag niet slaan).

Bij (plotselinge) gedragsverandering wordt er altijd eerst naar een oorzaak gezocht (bijv. verandering van slaap- of eetgewoontes, de komst van een broertje of zusje enz.). De leidsters spelen hierop in en kunnen daar evt. in een spel of gesprek aandacht aan schenken. Hier worden de ouders ook bij betrokken.

Ouders zijn de primaire opvoeders van hun kind, onze leidsters delen opvoedingsverantwoordelijkheid met hen. Er is een wisselwerking tussen ouders en leidsters voor wat betreft de ontwikkeling van het kind.

In het werken met de kinderen varen onze leidsters voor een belangrijk deel op hun intuïtie en ervaring. Wij geloven dat daarin de kracht van ons werken ligt: we voelen de kinderen aan, durven door onze ervaring er op te vertrouwen en te reageren zoals we zijn.

De kinderen voelen onze spontaniteit en echtheid; dat versterkt de band die we met hen hebben. Daarmee leggen we een belangrijke basis voor een emotioneel veilige omgeving.

Sociale ontwikkeling

De groep heeft bij ons een belangrijke functie wat betreft de sociale ontwikkeling van de kinderen. Kinderen maken deel uit van een grote samenleving. Binnen de groep kunnen zij echter ''oefenen'' in een kleine samenleving. Dit gaat letterlijk en figuurlijk met vallen en opstaan. Het kennismaken met volwassenen en andere kinderen, het respecteren van anderen en het opkomen voor eigen belang zijn belangrijke toegevoegde waarden van het samenzijn in een groep.

Ook bij baby’s wordt het contact met elkaar gestimuleerd. Zo worden de baby’s regelmatig samen op een kleed of allebei in een wipstoel tegenover elkaar gezet. Ze kunnen dan naar elkaar kijken, ze horen elkaar en ze voelen bijv. een handje of een voetje van een andere baby. De grotere kinderen tonen ook regelmatig interesse in de baby’s.

Leidsters begeleiden de ontwikkeling van sociale competenties door:

  • Kinderen te leren samen spelen/ materialen gebruiken en opruimen. (In het spel leren ze ook rekening te houden met een ander door te wachten op hun beurt, rekening houden met elkaar en hun eigen oplossingen te zoeken in de omgang met elkaar.)
  • Kinderen elkaar laten helpen als iets niet lukt. (Bv. een ouder kind kan wel de trein op de baan neerzetten)
  • Vragen of een kind iets voor een ander kind wil doen. (Bv.de jas pakken van een jonger kind).
  • Kinderen leren spreken (in het openbaar) door ze zelf hun verhaal te laten vertellen in groepsverband. Hierbij leren we kinderen te luisteren naar elkaar.
  • Stimuleren om contact te maken (te groeten bij binnenkomst en te zwaaien bij afscheid).
  • Kinderen samen opdrachtjes laten uitvoeren zoals het helpen bij de tafel dekken of afruimen. Samen eten aan tafel en aan tafel wachten totdat iedereen klaar is.
  • Kinderen leren luisteren door in de groep verhaaltjes te vertellen.
  • Samen feestelijke gebeurtenissen vieren. (Bv. Verjaardag).
  • Emoties van andere kinderen bespreken. Hierdoor leren ze bijv. begrip op te brengen voor een nieuw kind dat nog wat moeite heeft en hierdoor verdrietig is of zich soms nog niet aan de groepsregels houdt.

Verder werken we in de groep met Kiki. Dit is een ontwikkelingsprogramma gericht op kinderen van 0 tot 4 jaar. Deze methode loopt als een rode draad door de groep. Met behulp van Kiki de beer maken de kinderen spelenderwijs kennis met heel veel handelingen, begrippen, emoties en gebeurtenissen uit het dagelijkse leven.  

Normen en waarden

Kinderen moeten de kans krijgen om zich de waarden en normen, de cultuur, eigen te maken van de samenleving waarvan zij deel uitmaken. Pedagogisch medewerkers hebben hierbij een voorbeeldrol. Een kind wordt gevormd door de omgang met volwassenen en andere kinderen. Kinderen leren waarden en normen in de relatie, communicatie en interactie tussen kinderen onderling en tussen kinderen en volwassenen.

Waarden geven uitdrukking aan de betekenis die mensen hechten aan bepaalde gedragingen of gebeurtenissen. Het zijn ideeën of opvattingen die aangeven hoe belangrijk mensen iets vinden. Normen vertalen de waarden in regels en voorschriften naar de manier waarop mensen zich behoren te gedragen. Een pedagogisch medewerker verzorgt kinderen een (groot) gedeelte van de week. Hierdoor draagt ze medeverantwoordelijkheid over de waarden en normen die overeenkomen met die van de ouders. Het is dan ook van belang dat de pedagogisch medewerkers en ouders communiceren over wat de wensen zijn in de opvoeding en voedingsaangelegenheden, omgang en regels met betrekking tot elkaar en de kinderen. Kinderen leren spelenderwijs op een respectabele manier met elkaar om te gaan. In haar handelen en houding brengt een pedagogisch medewerker waarden en normen over op de kinderen.

Bijvoorbeeld: “dankjewel” en “alstublieft” zeggen vinden wij belangrijk. Samen aan tafel wachten we allemaal op elkaar tot we klaar zijn met eten. We letten erop dat de kinderen op hun beurt wachten en we praten niet met volle mond.

Motorische ontwikkeling

Grove motoriek:
Motorische ontwikkeling speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van baby’s en kinderen. Vanaf de start leert een mens door te spelen en bewegen de wereld om zich heen te verkennen. Motoriek en de algehele ontwikkeling zijn dus onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Motoriek van liggen tot lopen:
Hoofd optillen - rollen - zitten met steun - alleen zitten - kruipen - staan - lopen.

Motoriek van grijpen tot schrijven
Grijpreflex - geboeid door de eigen handjes - grijpen - van de ene hand naar de andere - onderzoeken met de handen - pincetgreep en tweevingergreep - eten met een vork - tekenen - stimuleren van de fijne motoriek.

Gerichte spelletjes om de grove motoriek te stimuleren

  • Balspelen
  • Zwemmen
  • Fietsen
  • Steppen
  • Springen, klimmen en klauteren
  • Tikkertje
  • Hinkelen
  • Spelen met een bal of een ballon is een goed oefening voor de grove motoriek en ook voor de oog-handcoördinatie.

Fijne motoriek
Om de fijne motoriek (en ook de oog-handcoördinatie) te stimuleren is het goed om veel met een kind te knutselen en spelletjes te doen waarbij nauwkeurige bewegingen met de handen vereist zijn.

Bijvoorbeeld:

  • Tekenen, verven en kleuren
  • Scheuren, knippen, vouwen en plakken
  • Kleien
  • Borduren
  • Kralen rijgen, vlechten met touwtjes
  • Mikado
  • Insteekmozaïek
  • Jojo spelen
  • Strijkkralen